De eerste tekening die een kind maakt is met potlood op papier of een stokje in het zand. Er is geen doel, slechts de beweging van de hand die sporen achterlaat in draaiende of krassende lijnen. Rond het derde jaar wordt de vorm belangrijk. De meeste kinderen slagen er dan in om een cirkel te maken. Als het begin en het einde van de cirkelende beweging elkaar raken, en de cirkel dus sluit, volgt er al snel een stip in het midden: Het kind is zich bewust geworden van het zelf. Het praat over ‘ik’ en ‘mijn’. Alle kinderen volgen deze ontwikkeling, zoals alle kinderen vervolgens ‘haren’, ‘poten’ of ‘harkhanden’ gaan toevoegen. Tenminste, wij volwassenen beschrijven het zo. Voor het kind vallen deze stappen samen met het ontdekken van de omgeving, het ontwikkelen van de zintuigen: het voelen, zien, horen, proeven. Volgens de antroposofie tekent het kind geen haren of harkhanden, maar voelsprieten en sensoren.

Ook Hans Klein Hofmeijer krabbelt op papier. Zonder doel, zonder vooropgezet idee. Net als het kind volgt hij zijn hand. Maar nu zijn het geen grote draaiende bewegingen, maar voorzichtig weifelende, onderzoekende krabbels waarbij het potlood sporen achterlaat op het papier. Er ontstaan tekeningen die associaties oproepen met haren, lichaamsdelen, landschappen. Soms voegt hij schilderingen met aarde toe of inkt: ‘Een gedachtentekening’ nr. 638, ‘Uit het hoorbaar landschap’ nr. 639, ‘Tekenreservoir’ nr. 550, ‘Kom maar (handschap)’ nr. 610, ‘Mijn blauwe gedachtenberg’ nr. 699. De vloeibare kleur zoekt haar weg tussen de potloodkrabbels.

Een enkele keer vormen de krabbels een lijn: een paaltje in het landschap, een jonge boom met een eerste begin van takken (‘Enigmatisch landschap’ nr. 612 , ‘Telegrafische tekening’ nr. 726). ‘Aftastend ik-ding in landschap’ nr. 621 komt het dichts bij de gesloten cirkel van het kind, het begin van de kop-potigen. Ook hier een ik-besef. Als volwassen man, probeert Hans Klein Hofmeijer zich opnieuw te positioneren in het hier en nu: Als telefoonpaaltje in een landschap. Zelf noemt hij deze vormen in zijn tekeningen ‘receptoren’. Maar het gaat in deze werken niet enkel om het ontvangen van prikkels. Zoals een jonge boom de lucht doorklieft met nieuwe takken, tast de kunstenaar de wereld af.

Verschenen in: ‘Artefact’ nr 953 Gapingen van mijn geest, Uitgeverij Lecturis, Eindhoven/Hans Klein Hofmeijer, Oostelbeers 2018. ISBN: 978-94-6226-273-7 NUR 646